In oktober 1834 begonen Oliver Cowdery en William W. Phelps met de eerste publicatie van de geschiedenis van de kerk in de mormoonse krant Messenger and Advocate. Zij werden hierin bijgestaan door Joseph Smith. Het materiaal voor deze publicatie werd in 1835 overgeschreven in het dagboek van Joseph Smith door Warren Parrish, zijn secretaris. Nadat het oorspronkelijke materiaal uit de Messenger and Advocate was overgeschreven, werd de beschrijving van de wederwaardigheden van Joseph Smith in dagboekvorm voortgezet, o.a. door Warren A. Cowdery. Onder de datum van 9 november 1835 vinden we de volgende beschrijving door Joseph Smith van het eerste visioen (Jessee 1969).
Maandag, 9 nov. Terwijl hij thuis was, kwam er tussen tien en elf uur een man, die zichzelf aan hem voorstelde als Joshua, de Joodse geestelijke. Zijn verschijning was nogal uniek, met een nogal grijze baard van ca. 7,5 cm en ook zijn haar was lang, grijs geworden door zijn leeftijd. Hij leek een man van 50 tot 55 jaar oud te zijn. Hij was groot en rechtop, slanke bouw, blauwe ogen, ingevallen gezicht en een blanke teinte. Hij droeg een groene jas met slippen en een broek in dezelfde kleur. Hij droeg een zwarte bonthoed met een smalle rand. Bij het spreken sluit hij regelmatig zijn ogen en ligt er een soort frons op zijn gezicht. Hij (Joseph) vroeg hem wie hij was maar kreeg geen duidelijk antwoord.
Het gesprek ging al gauw over godsdienst, en nadat het onderwerp van dit verhaal wat opmerkingen over de bijbel had gemaakt, begon hij hem een overzicht te geven van de omstandigheden rond het voortkomen van het boek van Mormon, die vrijwel als volgt waren.
Terwijl ik in gedachten worstelde met het onderwerp godsdienst, en kijkend naar de verschillende stelsels die aan de kinderen der mensen onderwezen werden, wist ik niet wie er gelijk had en wie ongelijk, maar ik beschouwde het als van het hoogste belang om zeker te zijn in zulke gewichtige zaken, zaken met eeuwige gevolgen.
Terwijl ik mij aldus in gedachten verbaasde, trok ik mij terug in een stil bosje en boog daar neer voor de Heer, terwijl ik mij bedacht (als de bijbel waar was) vraag en gij zult ontvangen, bid en gij zult ontvangen, klop en u zal worden opengedaan, zoek en gij zult vinden, en ook als het iemand van u aan wijsheid ontbreekt, vraag het aan God die eenieder vrijelijk geeft zonder verwijt.
Op dat moment verlangde ik het meest naar kennis en vastberaden om die te ontvangen, riep ik de Heer voor het eerst aan op de plek die hierboven is vermeld, of met andere woorden, ik deed een vruchteloze poging om te bidden, mijn tong leek wel gezwollen in mijn mond zodat ik niet kon spreken, ik hoorde een geluid achter me alsof er iemand op mij toeliep. Ik probeerde nogmaals te bidden maar kon het niet. Het geluid van iemand die loopt, leek dichterbij te komen, ik sprong op mijn voeten en keek om me heen, maar zag niets of niemand die het geluid van lopen zou kunnen maken.
Ik knielde nogmaals, mijn mond werd geopend en mijn tong losgemaakt; ik riep de Heer aan in machtig gebed. Een kolom van vuur verscheen boven mijn hoofd, die vervolgens op mij rustte en mij met onuitsprekelijke vreugde vervulde. Een persoon verscheen temidden van deze kolom van vlammen, die zich rondom uitspreiden maar toch niets verteerden.
Kort daarop verscheen een ander personage die op de eerste leek: hij zei tegen mij uw zonden zijn u vergeven. Hij getuigde ook tegen mij dat Jezus Christus de zoon van God is. Ik zag veel engelen in dit visioen. Ik was ongeveer 14 jaar oud toen ik deze eerste boodschap ontving.