Het eerste visioen, Orson Pratt versie (1840)

Terwijl apostel Orson Pratt op zending was in Engeland, gaf hij het pamflet Een Interessant Verslag van Enkele Opmerkelijke Visioenen uit. Er zijn aanwijzingen dat Joseph Smith deze uitgave geauthoriseerd heeft (Anderson 1996), maar Pratt heeft het verslag van het eerste visioen zo opgesmukt dat het een veel dramatischere toon aansloeg dan enig verhaal dat ooit door Joseph Smith is zelf opgeschreven (Allen & Arrington 1969).


Mr. Joseph Smith Jr., die de volgende belangrijke ontdekking deed, werd geboren in de plaats Sharon, Windsor County, Vermont op 23 december in het jaar Onzes Heren 1805. Toen hij 10 jaar oud was, verhuisden zijn ouders met hun gezin naar Palmyra, New York; in deze buurt woonde hij ongeveer elf jaar, de laatste jaren in de plaats Manchester. Zijn beroep was het bewerken van het land voor zijn levensonderhoud, waarvoor hij het grootste deel van zijn tijd gebruikte.

Hij had erg weinig kansen om literaire kennis op te doen; vandaar dat zijn opleiding beperkt was tot een vage bekendheid met twee of drie algemene vakken. Hij kon zonder veel problemen lezen, en met een erg onvolkomen hand schrijven, en hij had een beperkt begrip van de basisregels van het rekenen. Dit was het hoogste en het enige dat hij bereikt had, terwijl de rest van de vakken, die zo algemeen werden onderwezen in de gewone scholen in de Verenigde Staten, voor hem compleet onbekend waren.

Toen hij ergens tussen veertien en vijftien jaar oud was, begon hij ernstig na te denken over de noodzaak om voorbereid te zijn op een toekomstige zijnstoestand; maar hoe, of op welke manier hij zich hierop voor te bereiden, was een vraag die vooralsnog onbepaald was in zijn hoofd. Hij begreep dat het een vraag van oneindig belang was, en dat de verlossing van zijn ziel afhing van een juist begrip hiervan. Hij zag in dat, als hij de weg niet kende, hij die ook niet kon bewandelen, tenzij door toeval, en de gedachte dat al zijn hoop op eeuwig leven zouden berusten op toeval of onzekerheid was meer dan hij kon verdragen.

Als hij zich tot de godsdienstige groeperingen wendde voor informatie, wezen zij ieder op hun specifieke leringen en zeiden – dit is de weg, bewandel deze, waarbij de leringen van eenieder in vele opzichten volledig tegengesteld waren aan elkaar. Het kwam hem ook voor dat God slechts de schepper van één leer kon zijn en daarom ook maar één groepering als zijn kerk kon erkennen; en dat zo'n groepering uit mensen moest bestaan die maar één leer (wat die ook moge zijn) geloofden en onderwezen, en daarop voortbouwden. Vervolgens dacht hij na over de enorme hoeveelheid leerstellingen thans in de wereld, die aanleiding waren voor het ontstaan van vele honderden verschillende groeperingen.

De grote vraag die hij wat hem betreft moest beslissen was – als één van deze groeperingen de kerk van Christus is, welke is dat dan? Tenzij hij een bevredigend antwoord op deze vraag had, kun hij niet rusten. De bezorgde verlangens in zijn boezem zouden niet bevredigd kunnen worden door te vertrouwen op de beslissingen van de feilbare mens; hij kon zijn hoop hier niet op bouwen zonder enige zekerheid en kennis van zichzelf. Het stuitte hem tegen de borst om over een onderwerp te beslissen dat betrekking had op het toekomstige welzijn van zijn ziel zonder te vertrouwen op enig positief en definitief bewijs. Het leek hem alsof zijn enige alternatief eruit bestond de schriften te lezen en te trachten de aanwijzingen daarin op te volgen.

Zo begon hij dus oprecht de heilige bladzijden van de Bijbel te lezen en hij geloofde de dingen die hij las. Zijn aandacht werd spoedig getrokken door de volgende passage: "Als het iemand van u aan wijsheid ontbreekt, laat hem de Here vragen, die ieder mens rijkelijk en zonder verwijt geeft" (Jakobus 1:5). Uit deze belofte leerde hij dat ieder mens het voorrecht heeft om God om wijsheid te vragen, in de verwachting vast en zeker uitbundig te zullen ontvangen zonder dat hem dit verweten wordt.

Dit was verukkelijke informatie voor hem, een boodschap die hem veel vreugde verschafte. Het was als een licht dat in een donkre plaats scheen om hem naar het pad te leiden, waarop hij moest lopen. Nu begreep hij dat, als hij het aan God vroeg, het niet alleen een mogelijkheid was, maar een waarschijnlijkheid, ja, zelfs een zekerheid dat hij kennis zou verkrijgen welke leerstellingen de leerstellingen van Christus zijn, en welke kerk de kerk van Christus. Hij trok zich daarom terug op een geheime plek in een bosje, niet ver van zijn ouderlijk huis, knielde neer en begon te bidden.

Aanvankelijk werd hij zwaar beproefd door de krachten der duisternis die trachtten hem te overmeesteren. Maar hij bleef zoeken naar bevrijding tot de duisternis uit zijn gedachten verdween en hij in staat was te bidden, ijverig in de geest en in geloof. Terwijl hij aldus zijn ziel uitstortte en verontrust een antwoord van God zocht, zag hij uiteindelijk een helder en heerlijk licht in de hemel; in het begin leek dit op enige afstand te zijn. Hij bad verder terwijl het leek alsof het licht langzaam op hem neerdaalde; hoe dichter bij het kwam, des te helderder en groter werd het, zodat het hele woud op enige afstand eromheen erin baadde op de meest heldere en heerlijke manier tegen de tijd dat het de toppen van de bomen bereikte. Hij dacht dat de bladeren en twijgen van de bomen zouden verteren zodra zij ermee in aanraking kwamen maar toen hij zag dat dit niet het geval was, vertrouwde hij erop dat hij de aanwezigheid van dit licht zou kunnen verdragen.

Het bleef langzaam nederdalen tot het op de grond rustte en hij werd erdoor omhuld. Toen het hem de eerste keer raakte, kreeg hij een eigenaardig gevoel door zijn hele lichaam; zijn verstand werd meteen meegevoerd, weg van de natuurlijke dingen waardoor hij omgeven werd, en hij werd opgenomen in een hemels visioen, en zag twee glorieuze personen die precies op elkaar leken wat betreft eigenschappen of gelaat. Hem werd verteld dat zijn zonden vergeven waren. Hij werd ook ingelicht over de onderwerpen die hem eerder enige tijd in gedachten bezig hielden, d.w.z. dat alle religieuze stromingen in onjuiste leerstellingen geloofden; en bijgevolg dat geen ervan door God als zijn Kerk en Koninkrijk erkend werd. Hem werd expliciet geboden zich niet bij hen aan te sluiten en hij ontving een belofte dat de ware leer – de volheid van het evangelie – op enig moment in de toekomst aan hem bekend gemaakt zou worden. Daarna ebde het visioen weg en bleef hij in gedachten rustig en onbeschrijfelijk vredig.

Korte tijd nadat hij deze heerlijke manifestatie ontvangen had, raakte hij, jong als hij was, weer verstrikt in de ijdelheden der wereld, waar hij zich later waarlijk en oprecht bekeerde.