Jared Diamond: Guns, Germs, and Steel

Diamond, J. (1997). Guns,  Germs and Steel. A short history of everybody for the last 13,000 years. London: Vintage Books, 480 pp.

Ik ben opgegroeid in de veronderstelling dat het Boek van Mormon een waargebeurd verhaal is. Het boek Guns, Germs and Steel van historicus Jared Diamond maakt snel korte metten met dit idee.

Zoals de ondertitel al zegt, geeft het boek een globaal overzicht van de geschiedenis van de mensheid. Diamond baseert zich op diverse wetenschappelijke ontdekkingen en disciplines en laat vooral de samenhang hiertussen zien. Het is juist deze samenhang die de doodsteek voor het Boek van Mormon als waargebeurd verhaal betekent.


Zowel critici van het Boek van Mormon als mormoonse auteurs concentreren zich meestal op bepaalde details die hun specifieke standpunt ondersteunen maar uit Guns, Germs and Steel blijkt dat het niet alleen de details zijn die het Boek van Mormon maken of breken als historische kroniek. Het Boek van Mormon blijkt alleen een waargebeurd verhaal te kunnen zijn als alles wat we op dit moment denken te weten over de geschiedenis van de nieuwe wereld verkeerd is. Mogelijk? Ja. Waarschijnlijk? Nee.

In deze boekbespreking wil ik een aantal punten uit Guns, Germs and Steel opsommen die mijns inziens onverenigbaar zijn met het Boek van Mormon als waargebeurd verhaal. De grote lijnen uit Diamonds verhaal gaan hiermee een beetje verloren maar wie dat wil kan het boek natuurlijk altijd zelf lezen – dat is zeker een aanrader want Diamond heeft een prettige, leesbare stijl.

1. Grote zoogdieren zoals olifanten, paarden, kamelen, etc. waren rond 11.000 voor Christus uitgestorven in Amerika (pp. 46-47; in dit artikel gebruik ik het woord “Amerika” voor het gehele Amerikaanse continent).

2. Emigranten kunnen gewassen uit hun thuisland meenemen naar hun nieuwe bestemming maar gewassen uit het ene klimaat gedijen meestal niet in een ander klimaat (p. 55). Er is maar een handjevol gebieden op aarde waar het mediterrane klimaat heerst van waaruit de Lehieten en de Jaredieten geëmigreerd zouden zijn: Zuid-Afrika, Zuidwest Australië, delen van Chili en Californië (p. 139).

3. Er zijn maar een paar plaatsen op aarde waar voedselproductie en veehouderij zijn ontstaan. In Midden-Amerika betrof dit maïs, bonen, pompoenen en kalkoenen, in de Andes en in Amazonië ging het met name om manioc, aardappels, lama’s en cavia’s, en in Noordoost-Amerika om zonnebloemen en ganzenvoet (pp. 99-100).

4. Het gebruik van trekdieren in de oude wereld die het land grootschalig konden bewerken waardoor zaden breed verspreid konden worden, leidde tot uitgestrekte monoculturen met hoge opbrengsten, bijvoorbeeld graanvelden. In Amerika waren vóór Columbus geen trekdieren, waardoor akkers met de hand bewerkt moesten worden en zaden individueel geplant, bijvoorbeeld mais (p. 128).

5. Er vond nauwelijks tot geen uitwisseling van veredelde soorten plaats tussen de diverse gebieden in Amerika waar voedselproductie ontstaan was (zie punt 3). De oorzaken hiervan waren de natuurlijke barrieres tussen deze gebieden (regenwoud, bergen, woestijnen) en de noord-zuidas van Amerika, die het moeilijk maakt om ecologisch vergelijkbare gebieden te vinden (pp. 178-180, 187-188).

6. De omstandigheden uit punt 5 zorgden er ook voor dat er nauwelijks tot geen uitwisseling van techniek was tussen de verschillende Amerikaanse gebieden, en dat er nauwelijks tot geen communicatie of culturele uitwisseling plaatsvond. Zo kon het gebeuren dat het wiel bekend was in Midden-Amerika maar niet gebruikt werd voor transport omdat er geen trekdieren waren (p. 248), terwijl nog geen 2.000 km verderop in Zuid-Amerika wel lama’s waren – maar geen wiel (p. 262).

7. Het schrift kwam alleen maar voor in een klein gedeelte van Midden-Amerika (p. 215). Het oudste Midden-Amerikaanse schrift dateert van ca. 600 voor Christus (het mormoonse hart gaat nu sneller kloppen) maar vertoont geen enkele verwantschap met enig ander schrift uit de oude wereld (p. 222).

8. Het ontwikkelen van metallurgie kost duizenden jaren, niet omdat mensen zo langzaam leren maar omdat de diverse benodigde technologieën op elkaar voortborduren. Deze ontwikkeling begint met het in vorm hameren van natuurlijke, aan de oppervlakte voorkomende zachte ersten (bijvoorbeeld koper); zodra er voldoende vooruitgang gemaakt is in het ontwikkelen van ovens kunnen ook de eerste koperlegeringen (zoals brons) en later ijzer vervaardigd worden. Toen Columbus en zijn mannen in Amerika aankwamen, waren de de daar aanwezige culturen net begonnen met het maken van brons, maar ze hadden nog geen ijzer, laat staan staal (p. 259).

9. De Polynesiërs, waarvan de kerk stelt dat zij hun afstamming delen met volken uit het Boek van Mormon (Ludlow 1992, p. 1110), stammen in werkelijkheid uit Zuidoost-Azië, wat onder andere te zien is aan hun taal, hun huisdieren en hun cultuur (pp. 347-351).