Geloven de mormonen in een leven na de dood?

Ja. De mormonen geloven dat er in het hiernamaals drie “graden van heerlijkheid” en een “buitenste duisternis” bestaan (Leer en Verbonden 2004, pp. 165-175).
  • Het celestiale koninkrijk is de hoogste graad van heerlijkheid en is voorbehouden aan hen “die de kerk van de Eerstgeborene vormen” (waarmee uiteraard de mormoonse kerk bedoeld wordt).
  • Het terrestriale koninkrijk is bedoeld voor “de eerzamen van de aarde, die door de listigheid der mensen werden verblind” (m.a.w. “goede” mensen die geen mormonen zijn).
  • Het telestiale koninkrijk is de laagste graad van heerlijkheid, waar alle overige mensen naartoe gaan die geen onvergeeflijke zonde begaan hebben.
  • De buitenste duisternis is “een plaats die volledig is afgesneden van het licht en de glorie van God” (Ludlow 1992, p. 1770) en is bestemd voor hen die een onvergeeflijke zonde hebben begaan.


De mormonen onderscheiden twee onvergeeflijke zonden, namelijk het vergieten van onschuldig bloed en het verloochenen van de Heilige Geest. Dat laatste houdt in dat iemand “de Heilige Geest ontvangen heeft, de hemelen geopend heeft gezien en God kent, en dan tegen Hem zondigt” (Smith 1976, p. 358). Zij die een onvergeeflijke zonde begaan, worden “zonen des verderfs” genoemd.

De graden van heerlijkheid en de buitenste duisternis zijn eindbestemmingen, die pas bereikt kunnen worden na de opstanding en het laatste oordeel (schematische weergave). Voor de periode tussen de dood en de opstanding kennen de mormonen de volgende begrippen:
  • Het paradijs is de plaats waar de rechtvaardigen wachten op hun opstanding.
  • De geestelijke gevangenis is de plaats waar de onrechtvaardigen wachten op hun opstanding.
Het beslissende criterium om het paradijs te kunnen betreden is de doop. De mormonen geloven dat zij de geesten van hun overleden voorouders uit de geestelijke gevangenis kunnen bevrijden door zich plaatsvervangend voor hen te laten dopen in de tempel.