Joseph Smith, de grondlegger van het mormonisme, schreef de geloofsartikelen in maart 1842. Maar veel unieke Mormoonse leerstellingen, zoals de tempelceremoniën, het eeuwig huwelijk (polygamie), het bestaan van meerdere goden, etc., werden pas in een later stadium voor het eerst onderwezen.
Hieronder vindt u derhalve een kleine toelichting dat ieder geloofsartikel in haar historische en actuele context plaatst.
1. Wij geloven in God, de eeuwige Vader, en in zijn Zoon, Jezus Christus, en in de Heilige Geest.
Het godsbeeld in dit geloofsartikel lijkt een beetje op het algemene christelijke godsbeeld van de drie-eenheid zoals dat ook naar voren komt in het Boek van Mormon en vroege edities van de Leer en Verbonden (zie bijvoorbeeld Boek van Mormon 2004, pp. VII, 143, 218, 295-296 en 609; Doctrine and Covenants 1835, pp. 52-54).
Na 1842 begon het godsbeeld van de mormonen op een aantal punten echter behoorlijk af te wijken van het traditionele christendom. Naast het eerste geloofsartikel geloven de mormonen tegenwoordig ook het volgende over God:
- God, Jezus en de Heilige Geest worden als drie aparte personen en drie aparte goden gezien, niet als drie-eenheid (Smith 1976, p. 370).
- God en Jezus hebben een tastbaar lichaam en bestaan dus in ruimte en tijd; zij wonen in de buurt van de planeet Kolob (Parel van Grote Waarde 2004, p. 43).
- God was niet altijd God maar was ooit zoals de mensen nu zijn (Het Wezen van de Godheid 2006).
- Jezus is de oudste zoon van God; omdat alle mensen kinderen van God zijn, is Jezus dus onze oudste broer (Ludlow 1992, p. 724).
- God is getrouwd en er bestaat een “Hemelse Moeder” (Kimball 1982, p. 327; Hinckley 1991; Ludlow 1992, p. 961).
De mormonen geloven niet in de erfzonde (Ludlow 1992, pp. 1052-1053) maar zien de val van Adam juist als noodzakelijke, en dus positieve gebeurtenis (Boek van Mormon 2004, p. 73). Er gelden echter twee uitzonderingen op dit principe: negers en vrouwen.
- Tot 1978 werden negers niet toegelaten tot het mormoonse priesterschap omdat zij zouden afstammen van Kaïn, die door God vervloekt werd wegens de moord op zijn broer Abel (Genesis 4:10-15; Parel van Grote Waarde 2004, pp. 38-39; Widtsoe 1941, p. 279).
- Vrouwen worden nog steeds niet toegelaten tot het priesterschap. Het mormonisme sluit hier aan bij de joods-christelijke opvatting dat vrouwen onderworpen zijn aan mannen omdat Eva in de Hof van Eden de eerste was die van de verboden vrucht at (Madsen 1982).
Hier neigt het mormonisme meer naar de katholieke dan de protestantse traditie waar zij uit voortkomt. In het protestantisme komt de verzoening van Christus enkel tot de mens door de genade van God, terwijl zowel het katholicisme als het mormonisme ook belang hechten aan goede werken (“gehoorzaamheid aan de wetten”).
Deze overeenkomst met het katholicisme geldt ook voor de sacramenten, in het mormonisme de “verordeningen van het evangelie” genoemd. De werkzaamheid van de protestantse sacramenten ligt niet in de sacramenten zelf; deze zijn slechts symbolisch, een “Goddelijk waarteken en verzekering” (Heidelbergse Cathechismus [g.d.], p. 152). Maar in het katholicisme zijn de sacramenten "ex opere operato" (werkzaam doordat ze uitgevoerd worden) en noodzakelijk voor verlossing van de mens (Cathechism of the Catholic Church 1994, p. 258-259).
Dit vinden we ook terug in het mormonisme, waar het fysieke uitvoeren van de verordeningen zo belangrijk wordt gevonden voor de verlossing van de mens, dat de mormonen ze in hun tempels plaatsvervangend uitvoeren voor hun overleden voorouders die de verordeningen niet hebben ontvangen.
4. Wij geloven dat de eerste beginselen en verordeningen van het evangelie zijn: ten eerste, geloof in de Heer Jezus Christus; ten tweede, bekering; ten derde, doop door onderdompeling tot vergeving van zonden; ten vierde, handoplegging voor de gave van de Heilige Geest.
Met betrekking tot geloof in Jezus Christus: zie de bespreking van het eerste geloofsartikel voor een aantal verschillen tussen de traditioneel christelijke opvattingen over Jezus en de mormoonse.
Met betrekking tot de doop: de mormonen erkennen alleen hun eigen doop (de reden hiervoor is te vinden in het vijfde geloofsartikel) en doen niet aan interkerkelijke dooperkenning zoals sinds het tweede Vaticaans concilie eigenlijk steeds meer gebruikelijk is geworden in de meeste andere christelijke kerken.
Met betrekking tot de gave van de Heilige Geest: in de mormoonse theologie wordt een onderscheid gemaakt tussen de invloed van de Heilige Geest, die in principe door iedereen gevoeld kan worden, en de gave van de Heilige Geest, die enkel aan leden van de kerk gegeven kan worden nadat zij gedoopt zijn. Onder de gave van de Heilige Geest verstaan de mormonen het recht om de Heilige Geest als constante metgezel te hebben (Ludlow 1992, p. 649).
5. Wij geloven dat iemand van Godswege moet worden geroepen, door profetie en door handoplegging van hen die daartoe het gezag bezitten, om het evangelie te prediken en de verordeningen ervan te bedienen.
Dit geloofsartikel verwoordt het centrale dogma van de mormoonse kerk, namelijk dat zij de enige ware kerk op aarde is omdat zij de enige is met het gezag om in de naam van Jezus Christus te handelen (Ludlow 1992, p. 88). Volgens de mormoonse traditie heeft Joseph Smith, de oprichter van de kerk, dit gezag (“het priesterschap”) ontvangen van Petrus, Jakobus en Johannes, die het bij leven van Jezus zelf ontvangen zouden hebben (Leer en Verbonden 2004, p. 55).
Dit zou gebeurd zijn in het voorjaar van 1829 maar een exacte datum is niet bekend. Wel zijn er sterke aanwijzingen dat deze gebeurtenis eigenlijk nooit heeft plaatsgevonden maar later (de eerste uitspraak dienaangaande dateert van 1835) door Joseph Smith is bedacht om zijn profetische roeping kracht bij te zetten (Palmer 2002, p. 229).
6. Wij geloven in dezelfde organisatie die in de vroegchristelijke kerk bestond, namelijk: apostelen, profeten, herders, leraars, evangelisten enzovoort.
Wie bij “vroegchristelijke kerk” aan het Nieuwe Testament denkt, moet wel rekening houden met het volgende:
- Onder evangelisten verstaan mormonen eigenlijk kerkpatriarchen (Smith 1976, p. 151), maar inmiddels geloven zij niet meer in deze functie want in 1979 is zij opgeheven (Ludlow 1992, p. 1066).
- Diakenen zijn bij de mormonen geen “wijze mannen” zoals beschreven in de Bijbel maar jongens van 12 jaar. Geen wonder dus dat de meeste mormoonse mannen al op hun achttiende “ouderling” worden.
- Andere functies waar de mormonen in geloven maar die niet in de vroegchristelijke kerk voorkwamen, zijn o.a. ZHV-presidente, gebiedspresident, zendingspresident, tempelpresident, zondagsschoolpresident, jeugdwerkpresidente, jonge vrouwenpresidente, alleenstaandenvertegenwoordiger, gebiedsautoriteit, ringpresident, wijkadministrateur, hoge raadslid, jonge mannenpresident, presiderende bisschop, districtraadslid, hoge priestergroepsleider, huisbezoekster, tempelwerker, activiteitenleider, public affairs specialist, verificateur, zendingsleider, wijkzendeling, districtspresident, etc.
- Zie ook dit artikel over de huidige organisatie van de kerk.
Godsdienstsociologen Rodney Stark en William Sims Bainbridge noemen deze gaven een “risky line of merchandise” voor een kerk (een riskante produktlijn, zie Stark & Bainbridge 1987, p. 105). Veel charismatische bewegingen ontstaan rond de vermeende magische krachten van hun oprichters – in het geval van Joseph Smith de gave om oude geschriften uit onbekende talen te vertalen (Leer en Verbonden 2004, p. 40).
Naarmate een kerk echter meer gevestigd raakt, zal zij proberen hier geleidelijk aan vanaf te komen. Magie is immers makkelijk te ontkrachten en profetische voorspellingen komen vaak niet uit. Verheven theologische concepten zoals het eeuwige leven en de verzoening zijn hier veel minder gevoelig voor.
Spraken en schreven de eerste mormonen dus nog vrijuit over fenomenen zoals de wichelroede, magische stenen en wonderbaarlijke genezingen (Leer en Verbonden 2004, pp. 17, 57; Leringen van Kerkpresidenten: Joseph Smith 2007, pp. 409-412), tegenwoordig wordt het als “onverstandig” gezien om al te veel over de gaven van de Geest te spreken (Packer 1983, 2006).
8. Wij geloven dat de Bijbel het woord van God is, voor zover die juist is vertaald; wij geloven ook dat het Boek van Mormon het woord van God is.
Naast deze twee boeken geloven de mormonen ook dat de Leer en Verbonden en de Parel van Grote Waarde het woord van God zijn, evenals officiële verklaringen en proclamaties van de kerk, en deze geloofsartikelen (Approaching Mormon Doctrine 2007).
Bijna alles wat het mormonisme onderscheidt van andere christelijke stromingen, staat in deze twee boeken, niet in de Bijbel of het Boek van Mormon.
9. Wij geloven alles wat God heeft geopenbaard, alles wat Hij nu openbaart, en wij geloven dat Hij nog vele grote en belangrijke dingen aangaande het koninkrijk Gods zal openbaren.
Van de 140 openbaringen die zijn opgetekend in de Leer en Verbonden – “een verzameling goddelijke openbaringen en geïnspireerde verklaringen die gegeven zijn voor de vestiging en regulering van het koninkrijk Gods op aarde” (Leer en Verbonden 2004, p. III) – waren er op het moment dat Joseph Smith dit geloofsartikel schreef al 129 bekend. Veel “grote en belangrijke dingen” zijn er sinds die tijd dus niet meer geopenbaard. De laatste significante koerswijziging dateert alweer van 1978, de keer dáárvoor van 1890 (beide opgenomen in de Leer en Verbonden).
Tegenwoordig wordt de kerk voornamelijk bestuurd door middel van officiële verklaringen, persberichten en handboeken. Telde het eerste kerkelijk handboek uit 1899 nog maar 14 pagina’s, de versie uit 2010 bestaat uit twee delen en is ruim 400 pagina’s dik (waarbij opgemerkt moet worden dat de kerk in de tussentijd ook flink gegroeid is).
10. Wij geloven in de letterlijke vergadering van Israël en in de herstelling van de tien stammen; dat Zion (het nieuwe Jeruzalem) op het Amerikaanse continent zal worden gebouwd; dat Christus persoonlijk op aarde zal regeren; en dat de aarde zal worden vernieuwd en haar paradijselijke heerlijkheid zal ontvangen.
Op 20 juli 1832 verklaarde Joseph Smith dat de landstreek Jackson County in de Amerikaanse staat Missouri “het land is dat ik heb aangewezen en gewijd heb voor de vergadering van de heiligen” (Leer en Verbonden 2004, p. 123). De mormonen geloven ook dat de Hof van Eden in deze buurt lag en dat Christus zijn wederkomst zal inluiden door een bezoek aan een nog te bouwen tempel in Independence, Missouri (Ludlow 1992, pp. 19-20), en dat hij de wereld gedurende het millennium vanuit Missouri zal regeren (Ludlow 1992, p. 907).
De kerk wordt tegenwoordig niet graag herinnerd aan dit geloofsartikel, waarin Bijbelse verhalen en profetieën in een zeer specifieke, Amerikaanse context geplaatst worden – toevallig net in de buurt van waar Joseph Smith zich op dat moment bevond. In een persverklaring (zie het vorige geloofsartikel) noemt zij het een “obscure leerstelling van ondergeschikt belang” (hoewel twee zinnen eerder nog staat dat de officiële leer van de kerk o.a. vervat is in de geloofsartikelen). Auteurs die er desondanks naar verwijzen, wordt verweten onvoldoende onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken aangaande de mormoonse leer. “Sommige leerstellingen,” zo wordt op Orwelliaanse wijze gesteld, “zijn belangrijker dan andere” (Approaching Mormon Doctrine 2007).
11. Wij eisen het goed recht de almachtige God te aanbidden volgens de stem van ons eigen geweten, en kennen alle mensen hetzelfde goed recht toe: laat hen aanbidden hoe, waar of wat zij willen.
Dit geloofsartikel is niet zozeer een oproep tot godsdienstvrijheid in het algemeen, maar vooral voor de mormonen. Gezien de weerstand die het mormonisme opriep ten tijde dat Joseph Smith dit schreef, en de conflicten die daaruit voortvloeiden, is dit een begrijpelijk standpunt.
Voor zover ze met rust gelaten worden, zijn de mormonen heel tolerant ten opzichte van andersdenkenden. Maar dat laagje beschaving blijkt erg dun wanneer mormonen daadwerkelijk in contact komen met andersdenkenden, vooral in gebieden waar mormonen in de meerderheid zijn (Ballard 2002) – net als in de negentiende eeuw eigenlijk (zie het volgende geloofsartikel).
Ook wanneer een lid besluit om de stem van zijn geweten te volgen en de kerk te verlaten, komt er van tolerantie weinig terecht. Deze mensen worden vaak verstoten door hun mormoonse partners, kinderen en familieleden, verliezen hun mormoonse vrienden en hun sociale leven, en soms zelfs hun baan (Lobdell 2001; Ostling & Ostling 2007, p. 361).
12. Wij geloven onderdanig te moeten zijn aan koningen, presidenten, heersers en magistraten, door het gehoorzamen, eerbiedigen en hooghouden van de wet.
Enige skepsis over de oprechtheid van Joseph Smith toen hij dit opschreef, is op zijn plaats. In 1842 was hij immers al een jaar of tien “getrouwd” met negen vrouwen (waarvan er vijf al getrouwd waren), hoewel polygamie altijd verboden is geweest in de Verenigde Staten (Compton 1997, pp. 4-5).
Nauvoo, de stad waar Joseph Smith destijds woonde (en waarvan hij de burgemeester was), was een roversnest waarvan zelfs mormoonse bronnen stellen dat het vol zat met “valsemunters, oplichters, smokkelaars, slavenhandelaren, gokkers en andere twijfelachtige figuren” (Madsen 1989, p. 112. Zie ook Flanders 1975, p. 99. Voor een gedeeltelijke weerlegging van deze interpretatie, zie Godfrey 1992).
Omdat de mormonen in de negentiende eeuw geloofden dat de wetten van God voorrang hadden boven de wetten van het land, lieten zij zich aan de laatste vaak weinig gelegen liggen. Dit uitte zich in “officiële ontkenningen van feitelijke gebeurtenissen, een halfslachtige houding ten opzichte van valsemunterij en diefstal van [de bezittingen van] niet-mormonen, bedreigingen van, en fysiek geweld tegen afvalligen en andere vermeende vijanden, het vermoorden en castreren van daders van zedenmisdrijven, het vermoorden van anti-mormonen, het omkopen van overheidsfunctionarissen en een manier van zakendoen die niet strookte met de standaarden van de kerk” (Quinn 1994, p. 89).
Overal waar de mormonen zich vestigden, leefden zij in onmin met de overheid en de niet-mormoonse bevolking. Pas aan het begin van de twintigste eeuw, nadat Utah een onderdeel was geworden van de Verenigde Staten en de mormonen hun theocratische idealen afzwakten, veranderden de Heiligen der Laatste Dagen langzaam maar zeker in gezagsgetrouwe burgers.
13. Wij geloven eerlijk te moeten zijn, trouw, kuis, welwillend, deugdzaam, en goed te moeten doen aan alle mensen; ja, we mogen zeggen dat we de aansporing van Paulus volgen: wij geloven alles, wij hopen alles, wij hebben veel verdragen en hopen alles te kunnen verdragen. Als er iets deugdzaam, liefelijk, of eerzaam of prijzenswaardig is, dan streven wij dat na.
Voor zoverre dit geloofsartikel slaat op de persoonlijke houding van individuele mormonen is het zeer toepasselijk. Voor de kerk als instituut is dit veel minder het geval.
De eerste tachtig à negentig jaar van de mormoonse geschiedenis werden beheerst door controverse en conflict, aanvankelijk rondom de persoon van Joseph Smith en later vooral met betrekking tot de mormoonse theocratie in Utah (zie ook het vorige geloofsartikel).
In de jaren die daarop volgden, werkten de mormonen hard aan hun imago, enerzijds door een positieve bijdrage te leveren aan de hen omringende maatschappij, anderzijds vooral door de afwijkende en negatieve aspecten van het mormonisme op tal van terreinen (theologie, wervingsmethoden, geschiedenis, financiën, etc.) te verdoezelen.
En wat is er deugdzaam, liefelijk, eerzaam of prijzenswaardig aan de strijd van de kerk tegen gelijke rechten voor vrouwen in de jaren ’70 van de vorige eeuw (Quinn 1997, pp. 373-406), of tegen gelijke rechten voor homoseksuelen (waarvan sommigen binnen de eigen gelederen met electroden op hun genitaliën werden “behandeld” voor hun geaardheid)?
De kerk probeert heel hard om de schijn van normaliteit te wekken maar veel mensen hebben desondanks een negatief beeld van de mormonen. Dat is terecht voor wat betreft de mormoonse kerk als instituut maar wie een paar Heiligen der Laatste Dagen persoonlijk kent, zal beamen dat het overwegend eerlijke, welwillende en deugdzame mensen zijn.